De kloof tussen theorie en praktijk

‘Een mens kan alleen nieuwe oceanen ontdekken als hij de moed heeft het zicht op de kust te verliezen.’ – André Gide

Onlangs werd ik geïnterviewd voor een zorgmagazine voor bestuurders en managers met de vraag wat ik van de inhoud vond. Boeiende vraag omdat die precies aansluit bij iets wat me de laatste tijd steeds meer bezighoudt. Wat mij opvalt is dat men het er op bestuurlijk niveau over eens is dat de regie meer bij de zorgvrager moet komen te liggen en dat het hoog tijd is voor een meer gelijkwaardig gesprek tussen zorgvrager en professional. Ik denk dat iedereen het hier over eens is en dat deze insteek vol aansluit bij de nieuwe definitie van gezondheid van Machteld Huber.

Tegelijkertijd zie ik op de werkvloer professionals die steeds meer in een keurslijf geduwd worden en productie moeten draaien. Ze worden geacht de zorgvrager een gestandaardiseerd programma te laten doorlopen ongeacht levensvisie of manier van mee doen in de maatschappij. Inhoudelijke overleggen worden geminimaliseerd en er moet meer met minder.
Als gevolg hiervan zie ik professionals afhaken. En zijn dat niet precies die professionals die misschien wel het meest geschikt zijn om verantwoordelijkheid te nemen; de professionals die op een gelijkwaardige manier in gesprek kunnen en willen gaan met de zorgvrager over wat hij van de zorg verwacht en over de manier waarop hij wil blijven meedoen in de maatschappij ondanks zijn ziekte of aandoening?

Gelukkig kom ik ook op plekken waar men zoekt naar de ruimte om de zorgvrager eigen verantwoordelijkheid te geven. Het rooster wordt aan de kant geschoven en professionals zoeken naar nieuwe manieren om niet meer voor te schrijven wat de zorgvrager moet doen maar ruimte te laten om samen met de zorgvrager te zoeken naar een betekenisvolle therapiesetting. En daar zie ik de manager vastlopen omdat deze manier van werken niet declarabel is bij de zorgverzekeraar!

Kortom hoe groot is de kloof tussen wat we zeggen te willen en wat we vragen van de werkvloer. Als we echt vinden dat de zorgvrager anno 2015 een andere rol mag spelen in zijn zorgproces dan is het toch op zijn minst opvallend dat we van de professionals vragen om hetzelfde te blijven doen.
De nieuwe visie op de zorg en de zorgberoepen vraagt dus als eerste om een nieuwe manier van organiseren. Ik hoor zo vaak dat professionals wel anders willen werken, maar dat dat om organisatorische redenen niet kan: ‘die ruimte is niet beschikbaar’; ‘het rooster laat dat niet toe’; ‘dat is het aandachtsgebied van een andere discipline’; we mogen niet samen tijd besteden aan’, etc. De huidige organisaties zijn met hun gebouwen, roosters, diagnose gebonden afdelingen en discipline gestuurde processen nog gebaseerd op de industriële revolutie. De organisatievorm is leidend geworden en biedt geen enkele flexibiliteit om mee te bewegen met de behoeftes van een zorgvrager.

Wanneer we de regie meer bij de zorgvrager willen neerleggen zullen zorgorganisaties de eerste stap moeten zetten. Ze zullen de professional hun professionele ruimte terug moeten geven om samen met de zorgvrager invulling te geven aan een zorgtraject. Noem het innoveren, kantelen, een transitie of transformatie. Het gaat in ieder geval niet over meer met minder maar over anders gaan doen.
Ik heb de interviewer dus geadviseerd om meer aandacht te besteden aan de praktische vertaalslag: Van praten en schrijven over hoe het anders zou moeten of hoe we het anders willen naar concrete handvatten en voorbeelden om het anders te (kunnen) gaan doen.

Inge Vuijk
Auteur Revalideren is leren en oprichter Rehab Academy