Onlangs was ik bij een bijeenkomst over inclusief ondernemen. Wat me bij dit soort bijeenkomsten altijd weer opvalt is dat er gesproken wordt over een groep mensen zonder dat deze mensen zelf aanwezig zijn. Alsof ondernemend Nederland het probleem moet oplossen voor mensen die niet aan het werk zijn zonder deze mensen daar zelf bij te betrekken. Een erfenis vanuit de verzorgingsstaat, als je het mij vraagt. Er wordt voor je gedacht, over je gepraat en voor je gezorgd. Dat herken ik zo vanuit de zorg. Ook daar kom je op een gemiddeld symposium nauwelijks een ervaringsdeskundige tegen. Hooguit als spreker met een succesverhaal om te inspireren.
De boodschap tijdens de bijeenkomst over inclusief ondernemen was: ‘We moeten meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen.’ Eén van de aanwezige ondernemers merkte terecht op: ‘Dan moeten we om te beginnen ophouden om deze groep mensen zo te noemen.’ Raak! Het kan niet anders dan dat ons taalgebruik invloed heeft op de manier waarop we naar iemand kijken en hoe we over iemand denken. Zolang we het woord ‘beperking’ of ‘afstand’ gebruiken blijven we mensen buiten sluiten. Bovendien heeft iedereen beperkingen als het gaat om arbeid. Je moet mij ook niet vragen om te solliciteren bij de rechterlijke macht of als automonteur.
Gelukkig staat de inclusieve samenleving inmiddels hoog op de agenda bij gemeenten sinds het VN-verdrag afgelopen jaar geratificeerd is. Samen met o.a. een krachtig initiatief als Ongehinderd wordt gewerkt aan de toegankelijkheid van openbare ruimte en gebouwen voor iedereen. Dat is een mooi begin en een mooi voorbeeld waarin men niet meer ‘praat over’ maar ‘praat met’. Maar ook de coalitie voor inclusie timmert hard aan de weg.
Daarnaast moeten de mensen om wie het gaat vooral ook zelf toegerust worden om mee te (blijven) doen, als je het mij vraagt. De verzorgingsstaat heeft mensen afhankelijk gemaakt. Om een inclusieve samenleving te bereiken moeten we stoppen met ‘zorgen voor’ en vooral gaan ‘zorgen dat’ mensen zelf leren om optimaal mee te doen. Dit vraagt dus vooral om VN-gedrag.
Ook vanuit de samenleving wordt de roep groter om te investeren in ‘Positieve Gezondheid’ en ‘Meedoen’ in de eigen leefomgeving. Meedoen in de zin van weten waarvoor je je bed uit komt en wat en wie je daarbij nodig hebt. Initiatieven als Hersenz aan Rehab Academy zetten daar vol op in, maar lopen op dit moment nog aan tegen de schotten tussen de verschillende zorg- en overheidsdomeinen en de daaraan gekoppelde financiering. En intussen wordt 96 procent van het zorgbudget nog steeds besteed aan ziektezorg en slechts 4 procent aan preventie. Gaat het VN-verdrag hier verandering in brengen? Gaan gemeenten het goede voorbeeld geven door wel te investeren in de gezondheid van mensen door ze te leren meedoen met of zonder beperking?
Als we echt een inclusieve samenleving willen nastreven dan zullen niet alleen de drempels in en om gebouwen moeten verdwijnen, maar vooral ook de drempels tussen zorg- en overheidsloketten en niet in de laatste plaats persoonlijke drempels om gewoon mee te doen.
Inge Vuijk
Directeur stichting Revalideren is leren en initiatiefnemer Rehab Academy